maandag 4 augustus 2008

Agressi Satu dan Agressi Dua

Algemeen

Twee opeenvolgende militaire operaties, respectievelijk in 1947 en ’49, die Nederland op Java en Sumatra heeft uitgevoerd tegen de zelfuitgeroepen Republiek Indonesië. Het doel was gebieden onder Republikeinse controle te bezetten, omdat de Republikeinen tegen Nederlands’ wil een eenheidsstaat wilden vormen.

Ondanks de eufemistische naamgeving die probeerde de kritiek op het eigen, repressieve militaire optreden te temperen, ging het in beide gevallen om een contraguerrilla in plaats van een actie die op enigerlei wijze politioneel op gang was gebracht. (In de krijgsgeschiedenis wordt alleen Operatie ‘Musketeer’ (1956) – de Brits-Frans-Israëlische aanval tegen Egypte om het behoud van het Suezkanaal – een “politionele actie” genoemd.) Niet verwonderlijk dat de Indonesiërs de politionele acties respectievelijk Agressi Satu (1) en Agressi Dua (2) noemden.

Het grootste deel van de Nederlandse troepenmacht in Indonesië werd ingezet. Hiertoe behoorden de 1ste divisie ‘7 December’, de Palmboom- (of 2de of D-divisie), 10.000 Oorlogsvrijwilligers (OVW’ers) en het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL), in totaal ruim 120.000 militairen. De KL-eenheden waren hierbij bewapend en georganiseerd naar het Britse voorbeeld uit de Tweede Wereldoorlog.

Tijdens de gedwongen contraguerrilla kwamen in totaal ± 5.000 Nederlandse militairen het leven, van wie ongeveer de helft door gevechtshandelingen en de overigen als gevolg van ongevallen en ziekten. Aan kant van de Tentara Nasional Indonesia (TNI), de strijdkrachten van de Republiek, vielen naar schatting 150.000 doden. Weliswaar werden met de politionele acties niet de doelen behaald die de Nederlandse regering voor ogen had, maar werd meer dan voldoende ervaring opgedaan op het gebied van contraguerrilla (vergelijk Uruzgan) en anti-ambush-drills (hinderlagen). Tijdens beide acties waren met name snelheid en improvisatie noodzakelijk voor het welslagen.

Agressi Satu

Na de capitulatie van Japan in de Tweede Wereldoorlog hoopte Nederland op een spoedig herstel van de vooroorlogse situatie in Nederlands-Indië. De nationalisten van de TNI eisten tegelijkertijd echter erkenning van de Indonesische Republiek. Beide partijen stonden dus lijnrecht tegenover elkaar.

Hoewel de Britse bevrijders van de archipel eisten dat Nederland met de nationalisten om de tafel ging zitten, verliepen de onderhandelingen uiterst moeizaam – onder meer omdat Soekarno door Nederland als een collaborateur van Japan werd gezien – en weigerde Nederland een volledig onafhankelijk Indonesië te erkennen. In plaats van te onderhandelen met een provocerende Soekarno, reageerde Nederland met geweld.

Op 20 juli 1947 zegde de Nederlandse regering – onder leiding van minister-president Louis Beel (KVP) maar in belangrijke mate gesouffleerd door partijgenoot en Volkskrant-hoofdredacteur Carl Romme – eenzijdig het Akkoord van Lingaddjati (1946) op. (Daarin was onder meer geregeld dat Java/Sumatra op termijn een deelstaat in de Verenigde Staten van Indonesië (VSI) zouden worden, met als andere deelstaten Borneo en Oost-Indonesië. De VSI zou met Nederland in een Nederlands-Indonesische Unie verbonden blijven, maar wel ‘kolonie-af’ zijn. Feitelijk zou het terugtrekken van de Republikeinse troepen uit de Nederlandse gebieden het begin inluiden van de erkenning van de Indonesische onafhankelijkheid.)

Een dag later startte Operatie Product, zoals de naam verraadt een operatie om de plantages (cacao, koffie, pinda’s, rijst, rubber, tabak en thee) en de olievelden onder Nederlands gezag te brengen. Hiermee konden de kosten van de oorlog – ± 3 miljoen gulden (omgerekend bijna € 1,4 miljoen) per dag – worden gefinancierd. De totale militaire uitgaven van Nederland beliepen op enig moment 19% van de Koninkrijksbegroting. De operatie was cruciaal omdat het verblijf in Nederlands-Indië veel langer duurde dan verwacht: de personele inzetbaarheid werd uitgemergeld door een toename aan gewonden en zieken, terwijl de toestand van het materieel ronduit abominabel was.

Omdat het om een interne aangelegenheid ging – optreden binnen het Koninkrijk der Nederlanden tegen een groep opstandelingen – werd de interventie een ‘politionele actie’ genoemd. Nederland, bang om Nederlands-Indië voorgoed te verliezen, stuurde de troepen van generaal S.H. Spoor naar Java en Sumatra om ‘orde en rust te herstellen’ en arresteerde vele politieke activisten.

Zo landde op 21 juli de Mariniersbrigade op het strand van Pasir-Poetih op Oost-Java, terwijl op dezelfde dag al eenheden van de KL door de straten van Bandoeng op West-Java trokken. Snelheid was geboden, omdat een politiek van de verschroeide aarde dreigde. Grote delen van het Republikeinse gebied werden veroverd; Operatie Product was militair gezien een succes. Generaal Spoor wilde het offensief doorzetten totdat Djokjakarta in Nederlandse handen was gevallen. De VN-Veiligheidsraad dwong de Nederlandse troepen echter de opmars voortijdig af te breken, hoewel de Republikeins-nationalistische troepen de guerrilla op geen enkel moment stopzette.

Toch eindigde, van Nederlandse kant, de actie op 5 augustus 1947. Onder leiding van de U.N. Truce Commission werden de Nederlands-Republikeinse onderhandelingen heropend aan boord van het Amerikaanse slagschip U.S.S. Renville dat in de haven Tandjong Priok (van Batavia) lag. De ondertekening van de Overeenkomst van Renville, op 17 januari 1948, hield in dat er niets veranderde, behalve dat de Overeenkomst van Renville het Nederlands-Indonesische conflict definitief op de wereldkaart zette, Soekarno internationaal aanzien verwierf en in grote lijnen het eerder opgezegde Akkoord van Linggadjati doorgang vond.

Het wantrouwen tussen beide regeringen bleef groot, de guerrilla nam vanzelf weer toe en Nederland was dus genoodzaakt een nog grotere troepenmacht in Nederlands-Indië te ontplooien. In de zomer van ’48 arriveerde 41 Zelfstandige Infanteriebrigade (F-Brigade) met zes infanteriebataljons, welke ter versterking van de 1ste Divisie ‘7 December’ op West-Java werd ingezet.

Na de 1ste Politionele Actie voerde het Korps Speciale Troepen, onder leiding van kapitein Raymond Westerling, verschillende zuiveringsoperaties in moeilijk te pacificeren gebied uit, zoals op Zuid-Celebes. Daarbij deden zich ook geweldsexcessen voor. Hoewel de acties militair gezien een succes waren, werd de 1ste Politionele Actie onder buitenlandse politieke druk in augustus beëindigd.

Agressi Dua

Omdat de argwaan onder de Nederlanders groot bleef en het niet lukte de impasse over een definitieve politieke regeling langs de weg van onderhandelingen op te lossen, werd elf maanden later – op 19 december 1948 – Djokjakarta op Midden-Java bezet. Dit overigens in weerwil van het gegeven dat het staand houden van een troepenmacht in de Oost intussen een zware financiële belasting betekende. Bovendien dacht Nederland, ten onrechte zo bleek later, dat de regeringsvertegenwoordigers van Groot-Brittannië en de Verenigde Staten al met Kerstreces waren en zij een grotere vrijheid van handelen had voor de internationale kritiek losbrak.

Deze politionele actie, met de codenaam Operatie Kraai, was een wanhoopsoffensief gericht tegen de regeringszetel van Indonesië in Djokjakarta. Bij de actie vervulde het Korps Speciale Troepen een hoofdrol: de paracommando's onder bevel van luitenant-kolonel W.C.A. van Beek, sinds een maand de opvolger van kapitein Raymond Westerling, leidden de actie in met een verrassingsaanval op de Republikeinse hoofdstad.

Vanaf het vliegveld Andir bij Bandoeng werden, met 16 Douglas DC-3 Dakota’s, voor het eerst in de Nederlandse krijgsgeschiedenis massaal parachutisten ingezet bij een luchtlandingsactie. Het vliegveld Magoewo bij Djokjakarta werd vermeesterd door de Parachutistengevechtsgroep (bestaande uit de 1ste Paracompagnie en de Paracompagnie KST), de overige eenheden van het KST ingevlogen en binnen enkele uren was de opdracht voltooid. Tien dagen later – feitelijk onder een andere naam, Operatie Ekster – werden de parachutisten ingezet op Zuid-Sumatra om het vliegveld vliegveld Paal Merah en de olievelden van Kenali Asem bij de stad Djambi te vermeesteren, en tenslotte ook nog de actiesprongen bij de olieterreinen van Rengat en Ajer Molek op 5 januari 1949.

Djokjakarta was bezet en de Republikeinse regering, onder wie president Soekarno en vice-president Mohammed Hatta, werd gevangengezet. Voor het grootste deel ontsnapte het Republikeinse leger; de aan tuberculose lijdende Panglima Besar (opperbevelhebber) Soedirman verschool zich echter in de bergen, maakte zich op voor de confrontatie met de Nederlanders en begon aan een lange mars van uiteindelijk ± 1.900 km die zeven maanden later zou eindigen op West-Java.

De opmars van de Nederlanders op Midden- en Oost-Java verliep intussen uiterst moeizaam. Ondanks enkele amfibische operaties en de grootschalige inzet van artillerie- en luchtvuursteun lukte het niet om de TNI te omsingelen en de gebieden te zuiveren.

Nederland kwam tot het inzicht dat het conflict in een onhoudbare militaire patstelling was geraakt. Opnieuw werd Nederland door internationale druk, van zowel de Verenigde Naties als de Verenigde Staten, gedwongen de wapens neer te leggen. De VS dreigden zelfs onmiddellijk de Marshall-hulp aan Nederland stop te zetten. De Australische afgevaardigde in de VN-Veiligheidsraad vergeleek het handelen van de Nederlandse regering met dat van Hitler. De partijen kwamen een staakt-het-vuren overeen, waarbij beiden zich aan weerszijden van een demarcatielijn terugtrokken. Een even bloedige als zinloze contraguerrilla volgde.

Op 31 december 1948 kwam op Java een einde aan de acties, elders pas op 5 januari 1949. Op 19 mei 1949 werd in het Van Royen-Roem-akkoord besloten tot een rondetafelconferentie als voorbereiding op de soevereiniteitsoverdracht. In Djokjakarta werd, na een half jaar bezetting, op 30 juni 1949 begonnen met de ontruiming van de stad. Hoewel de acties opnieuw een militair succes genoemd konden worden, mondden de onderhandelingen in augustus 1949 uit in de vrijlating van Soekarno en Hatta. In politiek opzicht was de 2de Politionele Actie hierdoor wederom een internationale nederlaag.







Wanted